Voor zo’n veertig belangstellenden verzorgde Bert Looper, de oud-directeur van Tresoar, op 30 maart in Koudum een interessante lezing over de identiteit van Koudum in het licht van de Friese geschiedenis. Zijn conclusie was: “Als je de geschiedenis van Koudum behandelt, kun je daarmee ook het hele verhaal van Friesland en zelfs dat van Nederland vertellen.” Om dat duidelijk te maken bracht hij eerst kort de geschiedenis van die Friese identiteit in kaart. Daarna probeerde hij de geschiedenis van Koudum in dat verhaal te plaatsen. Dat deed hij geanimeerd en vanuit verrassende invalshoeken.
Zo liet hij eerst aan de hand van ansichtkaarten zien hoe Koudum zich in de 20e eeuw aan de buitenwereld presenteerde. Tot 1960 toont Koudum zich op ansichtkaarten als een idyllisch agrarisch dorp. Ten tijde van de gemeentelijke herindelingen verschijnen er ansichtkaarten met ‘Groeten uit Koudum’ en daarop het bejaardentehuis en het gemeentehuis. Koudum probeerde zich daarmee te afficheren als centrumplaats met belangrijke voorzieningen. Rond 1970 verandert de presentatie op de ansichtkaarten snel en toont Koudum zich een watersportdorp.
Na deze ‘eye-opener’ vertelde Looper de geschiedenis van de Friese identiteit in drie fasen. Volgens hem zijn we net zo’n beetje aan de vierde fase begonnen. De eerste fase presenteerde hij aan de hand van een 16e-eeuwse zeekaart. Daarop is de Friese zuidwesthoek via de Zuiderzee het centrum van de handel op de Oostzee en de Noordzee. De Friese identiteit openbaart zich in de middeleeuwen via de Friese Vrijheid, zonder centraal gezag. Toen is ook de Friese identiteit – met de eigen taal en een eigen rechtssysteem – in verhalen vastgelegd.
In de 16e eeuw verandert dat allemaal. Friesland wordt deel van de Zeven Verenigde Nederlanden, al neemt het daarin met Holland een voorname plaats in. In de handel met de noordelijke landen is Friesland – en met name de zuidwesthoek daarvan – essentieel. Koudum speelde daarin– met Staveren en Hindeloopen – een belangrijke rol. Paradoxaal genoeg verliest Koudum die rol door de modernisering in de negentiende eeuw. Dan treedt de derde fase van de Friese identiteit op. Koudum verandert dan van een scheepvaartdorp in een agrarisch dorp, mede door de grote droogmakerijen om Koudum heen.
Later komen daar allerlei instellingen, zoals gemeentehuis en scholen bij, waardoor er een laag van ambtenaren en leraren bij komt. Dat neemt niet weg dat er stilstand optreedt in Koudum. De Encyclopedie van Friesland uit 1958 maakt zich zelfs zorgen over de toekomst van Koudum: “Toerisme is van geringe omvang. (. . .) De wegen zijn niet berekend op zwaar verkeer. Dit en de excentrische ligging maken voorshands een nieuwe ontwikkeling niet eenvoudig.”
Rond 1970 komt daarin een ommekeer door de opkomst van het toerisme en de watersport. Dan lijkt Koudum weer tot leven te komen. Nu we in de vierde fase van de Friese identiteit zitten – van taal en geschiedenis naar beleving en met verandering van landschap, natuur enzovoort – zou volgens Looper Koudum daarin weer een strategische plaats in kunnen nemen. Looper vroeg zich af: ‘Wat wordt de toekomstige ontwikkeling, gezien de ingrediënten die in deze lezing naar voren zijn gekomen?’
Maar op deze avond konden ook de Koudumers die bij de lezing aanwezig waren niet zomaar een antwoord geven op de vraag hoe het nu verder moet. Misschien lukt het wel, zo wilde Bert Looper hebben, om het verhaal van Koudum, zoals hij dat in zijn lezing in grote lijnen schetste, ook zichtbaar te maken in het dorp. Maar daar is Historisch Koudum mee bezig.
foto: Ulfert de Jong/Histoarysk Koudum
Een uitgebreider (Fries) verslag van de lezing is hieronder te lezen en te downloaden.