In Geen categorie

Een mens

De griep weer wat te boven, wil ik graag even de horizon zien. Niet alleen mijn luchtwegen verlangen naar ruimte, ook tussen mijn oren kan ik wel wat opklaringen gebruiken. Een frisse wandeling langs het meer is dan een goede remedie, weet ik uit ervaring.

Weer op de terugweg naar ons dorp, zie ik in de berm een eenzaam grijs Peugeotje staan, met de kap omhoog. De bestuurder, ik schat halverwege de zeventig, peilt de oliestand.

Niet dat ik niet durf te informeren wat er loos is, maar ik ben daar niet zo handig in. Op een vreemde afstappen en ongedwongen een praatje beginnen. Mijn vrouw kan dat beter. Zij doet bij ons buitenlandse zaken.

Maar ik ben alleen, wat nu? Ik kan het ook niet over mijn hart verkrijgen door te lopen, dus ik keer om en spreek hem aan: ,,Bent u bang dat u te weinig olie hebt?”

Vanonder een grijze haardos kijken twee vriendelijke ogen mij aan. Zijn met olie besmeurde handen frommelen wat aan de doek waarmee hij zojuist de peilstok heeft afgeveegd. Hij doet een stap naar me toe en antwoordt in onvervalst Gronings: ,,Het lampje voor het oliepeil is gaan branden, dus ik heb er meteen een liter olie bij gedaan. Het lichtje gloeit nu nog wat donkerrood, maar de olie is wel op peil, lijkt het. Misschien zit er ergens een foutje in het meldingssysteem.

Ik moet naar Winsum, Groningen, het mooiste dorp van Nederland. Zeggen ze. Ik ben er geboren en getogen.” ,,Voor u is het vast het allermooiste dorp”, reageer ik. ,,Zou het?” zegt hij en kijkt me olijk aan. Hij pakt even m’n arm vast: ,,Gaasterland – zo heet het hier toch – is ook prachtig, hoor.”

Wat een aardige man. Daar word ik ook op mijn vriendelijkst van. Ik bied hem aan samen langs onze dorpsgarage te gaan. Maar hij bedankt me beleefd, hij durft het nog wel aan, denkt hij. ,,Ik neem de binnenwegen, dan blijf ik onder de mensen. Moet ik die kant uit?”

Wanneer ik naar huis terugloop, zijn de watten uit mijn hoofd verdwenen. En tussen de oren ben ik ook aardig opgefleurd. Dat alles omdat ik, ergens langs de kant van de weg, een mens trof. En bij hem bleef stil staan.

Van de Griekse wijsgeer Diogenes, die woonde in een ton, wordt verteld dat hij overdag met een lampje door de stad liep: ,,Ik zoek een mens.” Alexander de Grote kwam eens bij hem op bezoek en raakte onder de indruk van zijn eenvoud en zijn wijsheid.

,,Vraag me wat je wilt, al is het de helft van mijn keizerrijk” sprak hij. ,,In dat geval, Majesteit”, reageerde de filosoof, ,,zou u misschien een stapje opzij willen doen, u staat in het zonlicht.” Waarop de keizer zei: ,,Als ik Alexander de Grote niet was, zou ik Diogenes willen zijn.”

Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant, 23 maart 2024. (Foto Wim Beekman: Niels Westra, Leeuwarder Courant).