In Geen categorie

Stofje

Het is even voor half een, de lucht hangt grijs boven de velden. Buiten het dorp wandel ik langs het bevroren meer.  Naast mij vliegt een zilverreiger omhoog, in het riet hipt een roodborstje, en in de weide zoekt een koppel nijlganzen naar voedsel.

Voor mij vliegt ineens iets blauws omhoog. Een ijsvogeltje. Mijn eerste ijsvogel ooit. Vaak naar gezocht, nooit gevonden. Nu is het vogeltje hier zomaar, ik heb er niets voor gedaan. Het zit hier ook niet voor mij, integendeel, ik loop het in de weg.

In deze stille wereld ben ik niet het middelpunt. Planten staan hier rustig te bestaan, en dieren gaan hun eigen weg. Waar ik passeer, plooien zij zich om mij heen, tot ik voorbij ben. Ik ben een rimpeling in hun bestaan, verder tel ik niet.

Het leven draait hier niet om mij, besef ik. Ik denk aan mijn grootvader: ,,Jongen, de mens is slechts een stofje aan de weegschaal.” Daar begreep ik toen weinig van, nu begint het meer en meer door te dringen.

Het korte gedicht van J.C. Bloem De nachtegalen komt bij me naar boven:

Ik heb van ‘t leven vrijwel niets verwacht,
‘t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? — In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.

Het is geen nacht, en ook geen voorjaar, verder klopt alles. Het leven gaat niet om het geluk van de mensen, niet om het mijne, niet om het uwe. Het gaat om het grote geheel waar wij een beetje deel van uitmaken. Wij zijn een radertje, een stofje.

Dat is even slikken voor een mens van nu. Wij voelen ons, ieder voor zich, het middelpunt van het heelal. Wij zijn belangrijk, wij willen alles, en wij willen het nu. Het draait allemaal om ons. Wij leven in het ik-tijdperk.

Het lastige aan deze door welzijn en welvaart verworven positie is dat het centrale doel van ons leven nu ons eigen geluk is geworden. In de zin van: ‘Waartoe zijn wij op aard? Om gelukkig te zijn, uiterst gelukkig. Om te genieten, om het onderste uit de kan van ons leven te halen.’

Ik gun het ons allen van harte, en ik hoop dat het u en mij gegeven is. Maar ik hoop ook dat we geen torenhoge verwachtingen opbouwen. Zo werkt het niet. Wij moeten ook leren omgaan met tegenslag en ongeluk. Het loopt anders dan wij gedroomd hadden.

Wij zijn ook niet het middelpunt van het heelal, hooguit van ons eigen heelal. En ook dat delen we met anderen om ons heen. Die ons dierbaar worden wanneer we oog voor hen hebben. We zijn een stofje aan de weegschaal.

Plots speelt een regel uit een oud kerklied door mijn hoofd, troost en bemoediging: En onder millioenen hebt Gij ook mij in ’t oog. Ik ben een stofje, én ik doe ertoe.

Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant, 20 januari 2024. (Foto Wim Beekman: Niels Westra, Leeuwarder Courant).